The creative process in contemporary polyphonic music (Hans Roels)
Er zijn drie hoofddelen in mijn proefschrift: eerst is er een studie van het creatief proces van acht componisten die een korte compositie maakten in opdracht van de onderzoeker. Deze groepsstudie focust op de hoofdactiviteiten in het creatief proces en de invloed van de opdracht op dit proces. Vervolgens is er een zelfstudie, waarin ik losse of relatief onafhankelijke compositie activiteiten onderzoek en mij concentreer op de interacties tussen deze activiteiten en de productie van composities. In het derde deel reflecteer ik op de invloed van de voorgaande onderzoeken op mijn eigen compositie praktijk.
Eén van de hoofdproblemen die ik in mijn proefschrift behandel, is de verschillende en vaak onvergelijkbare resultaten die in studies van het creatief proces opduiken, waarbij het onduidelijk is of deze verschillen aan de compositie processen of de onderzoeksmethoden (bronnen verzameling, foci, de gekozen componisten) te wijten zijn. In de groepsstudie worden de hoofdactiviteiten van de acht componisten bestudeerd vanuit een gemeenschappelijke methode en een ontworpen analyse raamwerk. Een ander probleem duikt op in de (vaak niet-academische) literatuur waarin het bestaan van compositie activiteiten gesuggereerd wordt, zoals schetsen of software bestanden ontwerpen en verzamelen. Deze activiteiten hebben geen onmiddellijke en duidelijke band met het creatief proces van afgewerkte composities. In het huidig empirisch onderzoek waarbij real-time gegevens verzameld worden over het dynamisch creatief proces, worden zulke relatief onafhankelijke processen niet onderzocht. Vragen naar de verschijning en frequentie van deze activiteiten, en hun invloed op de creatieve processen van afgewerkte composities blijven grotendeels onbeantwoord. Dit proefschrift situeert zich binnen het domein van studies van het creatief proces in zijn natuurlijke omgeving. Maar omdat er binnen dit domein verschillende impliciete visies over de betekenis van 'natuurlijke omgeving' zijn, is er nood aan een meer uitgewerkte visie. Daarbij is het van belang dat ook onderzocht wordt op welke manier het onderzoek de compositie praktijk beïnvloedt. In zowel de groepsstudie als de studie van mijn eigen praktijk, ontwerp ik een methode om deze invloed te bestuderen. Deze methode houdt in dat op basis van data, overzichten en samenvattingen gecreëerd worden van de artistieke praktijk. In andere zelfstudies in compositie hebben onderzoekers-componisten geconcludeerd dat de onderzoeksmethoden hen gehinderd hebben bij het componeren en dat ze niet helemaal konden componeren zoals ze wilden. In mijn zelfstudie streef ik ernaar om een comfortabele methode te ontwikkelen die zowel verklarende als feitelijke data kan verzamelen om daarmee de samenvattingen van compositie processen te creëren. Een reflectieve voorstudie waarbij de onderzoeksmethoden geïndividualiseerd werden is hierbij onontbeerlijk gebleken.
De voornaamste karakteristieken van het ontwerp en de methode van mijn groeps- en zelfstudie zijn:
De resultaten van de groepsstudie tonen de verschillen in invloed tussen de taak en de expliciete restricties (instrumentatie, duur, uitvoerders) van de compositieopdracht. De invloed van de taak was het meest merkbaar in het begin van het creatief proces, als de componist de eerste ideeën ontwikkelt. Er waren ook twee extreme gevallen waarbij de invloed van de taak in het ene geval zeer dominant was en in het andere nagenoeg onbestaande. De expliciete restricties leidden tot drie strategieën van de componisten: sommigen herkenden een artistieke uitdaging in deze restricties, anderen accepteerden ze als een neutraal gegeven en voor nog anderen vormden ze een probleem, zij het geen groot dat een obstakel vormde bij het componeren. Over het algemeen, werden alle componisten duidelijk beïnvloed door hetzij de taak of de expliciete restricties. Andere resultaten wijzen erop dat de configuraties, i.e. de selectieve aanwezigheid en volgorde van de vier hoofdactiviteiten – exploreren, plannen, schrijven en herschrijven –, zorgen voor de grootste verschillen tussen de bestudeerde creatieve processen. Deze configuraties tonen ook hoe dezelfde activiteit een andere betekenis en functie kan krijgen. De activiteit 'herschrijven' verschijnt in drie vormen, eerst als structureel herschrijven waarbij de structuur van een compositie iteratief aangepast wordt, ten tweede als reviseren waarbij locale karakteristieken aangepast worden en ten derde als 'gelaagd herschrijven' waarbij de complexiteit van een partituur gradueel, laag per laag, opgebouwd wordt, met een eenvoudige vorm van schrijven aan het begin van dit proces. Ten slotte, werden in individuele creatieve processen ook twee fenomenen gevonden die het bestaan bevestigen van 'inter opus' compositie activiteiten, meerbepaald het componeren van cycli. In één geval vond een reflectieve vorm van theoretisering plaats die zowel toekomstige acties als retrospectieve verklaringen over schetsen en composities beïnvloedde. In een ander geval, werden bestaande procedures, die hoogstwaarschijnlijk in vorige delen van een cyclus gegenereerd werden, opnieuw toegepast.
De resultaten van de zelfstudie bevestigen de visie op het creëren van losse ideeën als een relatief autonoom proces. De ideeën met een unieke inhoud die maar één keer voorkomen – de 'echte losse' ideeën – en de groepen van losse ideeën zonder een relatie met de afgewerkte composities – de persistente ideeën – zijn de beste voorbeelden van deze autonome status. Maar tezelfdertijd zijn er veel relaties binnen de losse ideeën, en tussen de losse ideeën en de andere compositie processen. De 'losse ideeën' zijn geen versnipperde verzameling van afzonderlijke ideeën want uit de analyse van de directe referenties (in real-time) en de (inhoudelijke, retrospectieve) gecodeerde thema's blijkt dat er verschillende groepen met verwante ideeën en processen zijn. De processen waarnaar de losse ideeën refereren zijn over het algemeen niet ouder dan twee jaar. De losse ideeën komen uit de analyse tevoorschijn als het meest innovatieve proces, de meeste nieuwe thema's in mijn compositiepraktijk verrijzen uit losse ideeën. In vergelijking met de andere compositie processen geven de losse ideeën ook het meest complete en diverse beeld van de inhoudelijke thema's in mijn compositie praktijk als een geheel. De functie van de losse ideeën wordt in de analyse beschreven als een selectie procedure van compositie ideeën. De creatie van losse ideeën vormt een explorerende fase waarin het potentieel, de implicaties en de verhouding tot mijn persoonlijke voorkeuren ontdekt en uitgewerkt worden buiten het creatief proces van een afgewerkte compositie. De bijdrage van de losse ideeën aan het vinden en oplossen van problemen in die afgewerkte processen is klein en dit contrasteert met de grotere rol van de theoretische processen, een tweede categorie van relatief autonome compositie processen. Over het algemeen voorzien de twee bestudeerde theorieën een raamwerk voor het oplossen van problemen, alhoewel de contrast theorie een meer creatieve en productieve rol heeft in vergelijking met de ondersteunende rol van de synchronisatie theorie. De twee theorieën kunnen omschreven worden als individuele, lange termijn kennis voor compositie. Aanvankelijk wordt deze doelmatig geconstrueerd maar in de loop van de tijd wordt hun rol overgenomen door ervaring.
In mijn reflecties over de invloed van mijn gevoerde onderzoek op mijn artistieke praktijk, ontdekte ik effecten op een aantal domeinen van mijn praktijk: een groter bewustzijn van activiteiten, problemen, praktische en organisatorische zaken verrees, en in een volgende fase veranderde dit bewustzijn de ruime oriëntatie van mijn compositie praktijk, waarin het potentieel van vroegere ideeën en processen een grotere rol begon te spelen. Het onderzoek leidde ook tot nieuwe creatieve ideeën en inspiratie voor mijn composities. Ten slotte veranderde ook de ervaring en verwoording van mijn eigen en anderen hun creatieve processen. Meer aandacht voor de retrospectieve ervaring en de theoretische processen waren de twee voornaamste uitingen van deze ervaringsverandering.